Er zijn veel verschillende vormen van eergerelateerd geweld. Denk bijvoorbeeld aan bedreiging, mishandeling of (zelf)moord. Eerwraak is de meest extreme vorm van eergeweld; het gaat dan oom een zaak met dodelijke afloop. De overheid wil graag iets doen aan het aantal zaken waarbij het gaat om eergerelateerd geweld. Daarvoor is het belangrijk dat bijvoorbeeld hulpverleners eergerelateerd geweld herkennen.
Huiselijk geweld
De politie en jeugdhulpverleners kunnen eergerelateerd geweld niet altijd herkennen. Dat komt vooral doordat het geweld vaak lijkt op huiselijk geweld of kindermishandeling. Herkennen ze huiselijk geweld of kindermishandeling, dan weten ze vaak niet wat ze moeten doen. Een bijkomend probleem is dat vaak pas achteraf blijkt dat het ging om eergerelateerd geweld; dat eer het motief was.
Daarom heeft de overheid een soort ‘toolkit’ ontwikkeld. Dat is een hulpmiddel om eergeweld te herkennen. Zo is er bijvoorbeeld een signalenlijst voor eergerelateerd geweld. Daarop staat de belangrijkste kenmerken.
Signalenlijst
Op de zogenaamde ‘Signalenlijst maatschappelijke vroegsignalering in afhankelijkheidsrelaties’ staan signalen waaraan eergeweld valt te herkennen. Die signalen zijn te herkennen op verschillende gebieden: dagbesteding, veiligheid, gezondheid, gezin, basisvrijheden, persoonlijke integriteit en gedrag.
Een sterk signaal is bijvoorbeeld als iemand zich plotseling verloofd met een vreemde, niet zelf op vakantie mag, slecht contact met thuis heeft, iemand wordt vernederd of als iemand vaak wegloopt. Daarnaast is het goed te letten op onderstaande punten:
De houding
Vaak valt eergerelateerd geweld te herkennen aan hoe het slachtoffer zich gedraagt. Let op de volgende signalen:
- Angst, durft bijna niets te vertellen;
- Schaamte, zich extreem schuldig voelen;
- Vraagt voortdurend het absoluut niet door te vertellen;
- Verwardheid, geen helder verhaal;
- In zichzelf gekeerd;
- Niet in staat zelf beslissingen te nemen;
- Het idee uitdragen dat dit zijn of haar straf is;
- Een bijna agressieve houding.
Informatie van het slachtoffer
Het slachtoffer kan ook informatie geven. Filter op deze signalen:
- Melding dat meerdere familieleden bedreigen;
- Geen vrijheid om te gaan en te staan waar men wil;
- Acute dreiging van eermoord;
- Acute dreiging van uithuwelijking;
- Dreiging met onvoering naar land van herkomst.
Risicofactoren
Stichtingen die huiselijk geweld en eergeweld willen aanpakken, hebben een aantal risicofactoren op een rij gezet:
- Afkomstig uit een cultuur waar familie voorop staat;
- Sterke invloed van familie en gemeenschap;
- Familie-eer is het belangrijkst;
- Afhankelijkheid binnen een relatie;
- Gedwongen of gearrangeerd huwelijk;
- Bedreigingen door de omgeving;
- Geweld door de omgeving;
- Actief zoekende naar een partner;
- Veel mensen in de omgeving die van de problemen afweten;
- Met hulpverlener of politie gesproken;
- Ervaringen met geweld in de familie;
- Zwangerschap buiten het huwelijk;
- Weinig status van de partner;
Vermoedens melden
Bij al deze signalen kan een hulpverlener of iemand in de omgeving vermoedens hebben van eergerelateerd geweld. Wie de signalenlijst bekijkt, ziet een blokje ‘Veiligheid’. Als iemand in de omgeving voldoet aan al slechts één kenmerk, is dat reden genoeg om direct contact op te nemen met de politie om vermoedens van eergerelateerd geweld te melden. In geval van nood moet 112 gebeld worden, anders kan 0900 – 9944 gebeld worden.
De politie heeft altijd een specialist klaarzitten voor als het gaat om eerkwesties. Je kunt dan vragen naar de contactpersoon eer, of de unit MEP.
Steunpunt Huiselijk Geweld
Bij vermoedens van overig geweld, kan contact worden opgenomen met het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG). Het steunpunt kan dan een advies of consult aanbieden. Het gaat daarbij nog niet om een melding, dus er wordt niets geregistreerd en je hoeft je persoonsgegevens niet door te geven.
Het kan wel zijn dat het Steunpunt vraagt om een signalenlijst in te vullen en terug te sturen aan het ASHG. Het kan zijn dat het ASHG zal vragen om vervolgcontact. In dat geval moeten wel een paar persoonlijke gegevens worden overgedragen, zoals de naam, functie, organisatie, telefoon, e-mailadres en datum.